×
First things first. We use cookies to improve your experience.   Privacyverklaring
Accept

Infinity Essays - Kate Soper

Kate Soper
6 min leestijd
3 mrt 2022

Afbeelding: Valentine in Things City, een onderzoeks- en ontwerpproject dat de toekomst verbeeldt van postmenselijke ruimtes zoals datacenters van Google en magazijnen van Amazon. Geregisseerd en ontworpen door Viviane Komati en geproduceerd door Liam Young.

Voor een serie Infinity Essays nodigde STRP kunstenaars uit haar netwerk uit om te reflecteren op het thema van dit jaar (Het einde van oneindigheid) en andere perspectieven te verkennen, nieuwe vragen op te werpen, persoonlijke interpretaties te geven of ideeën te delen. Lees hieronder het eerste essay van professor Wijsbegeerte Kate Soper!

Stel je een economie voor waarin de meesten van ons niet meer dan drie tot vier dagen per week werken en onze vrije tijd meer dan verdubbeld hebben. Waarin de prioriteit niet is om zoveel mogelijk te produceren in de kortst mogelijke tijd, maar om de kwaliteit van de producten en van het werk dat er voor nodig is te verbeteren. Waar reclame niet langer onze verlangens beïnvloedt, en langzaam reizen en alles zelf maken en doen de norm is geworden. Een dergelijke economie zou zich inzetten voor circulaire productie en afvalvrije productiemethoden, waarbij haar technologie niet gebruikt wordt om de vervangingscultuur te bevorderen maar tegen te gaan, en om de troosteloze bergen elektronisch afval van de eerste wereld in de armste perifere economieën weg te werken in plaats van te vergroten.
Stel je een omgeving voor met grotendeels autovrije steden die volledig opnieuw ontworpen zijn voor fietsen, wandelen en varen; waar de winkelcentra als "kloon-steden" en de voorraadcentra van Amazon plaats hebben gemaakt voor lokale handel en ambachtelijke werkruimten die zijn gericht op gemeenschappelijke ondernemingen en coöperaties. In een dergelijke omgeving zouden autosnelwegen en luchthavens eerder teruggedrongen zijn dan uitgebreid, en zou een groot deel van de stedelijke en landelijke ruimte zijn teruggewonnen van particulier eigendom voor herbestemmingsprojecten en duurzame vormen van openbare recreatie.
Stel je een educatief en techno-cultureel milieu voor waarin de schooldag begint met een uur muziek en kunst, en alle kinderen een dag per week bezig zijn met het kweken en bereiden van hun eigen voedsel; waarin het hoger onderwijs ons zowel voorbereidt op het genieten van vrije tijd als op werk en carrière; en waarin media en IT zich richten op het bevorderen van vrede en het voorzien in aardse behoeften in plaats van de buitenaardse belangen van de miljardair-CEO's van Apple en Microsoft met hun gestoorde plannen voor geo-engineering en ruimtetoerisme. Een samenleving dus, waarin technologie niet langer wordt verwelkomd als een manier om winst te maken en het bbp te vergroten, maar als een hulpmiddel en verbetering van groene manieren van leven en de vervulling van een minder instrumentele, meer ludieke cultuur - van wat Kant 'doelloze doeleinden' noemde (artistieke creatie, seks, spel, conversatie, …).
Dit alles zou meer mogelijk worden als we ons zouden inzetten voor de overgang naar een post-growth bestaansorde. Hetzelfde geldt voor het wegwerken van onderdrukking en ellende in de meest arme gemeenschappen (het beëindigen van de armoede voor de 21 procent die van minder dan 1,25 dollar per dag moet leven, zou slechts 0,2 procent van het wereldinkomen vereisen)^1. Toegegeven, denken dat dit ons gaat lukken, gaat de verbeelding te boven. Industrialisatie en economische uitbreiding werden tot nu toe immers in één adem genoemd met opvattingen over vooruitgang en ontwikkeling. Dat ging ook samen met secularisatie, sociale en seksuele emancipatie en andere progressieve culturele bewegingen. De resulterende geïntegreerde structuur van het moderne bestaan, de ondergeschiktheid van nationale economieën aan het geglobaliseerde systeem, en de voortdurende Knoet-achtige weerstand tegen het stijgende water door regeringen die het 'normale' vast willen houden, zijn allemaal belangrijke obstakels voor een heroverweging van de politiek van welvaart . Dat geldt natuurlijk ook voor de samenspanning van veel consumenten zelf. Dat Elon Musk een van de rijksten op aarde is, is voor een deel te danken aan de zeer uitgebreide en voortdurende steun voor een autocultuur die, zelfs als hij elektrisch aangedreven is, waarschijnlijk onhoudbaar zal blijken (en ook gevaarlijk en enorm beperkend voor de toegang tot en het gebruik van de ruimte)^2. Dat Jeff Bezos eveneens zijn miljarden bijeen harkt, is te danken aan de talloze aankoopbeslissingen van degenen die zo bereidwillig hebben meegewerkt aan het onderhoud en de uitbreiding van het Amazon-imperium.
Maar de obsessie voor economische groei heeft ons nu op de rand van de ineenstorting van het milieu gebracht. Het ondermijnt niet alleen het idee van een oneindige continuïteit, maar het werpt ook een schaduw over de overlevingskansen van degenen die nu leven. Het is in feite nogal onrealistisch om te veronderstellen dat we de komende decennia, laat staan in de volgende eeuw, kunnen doorgaan met de huidige groei van productie, arbeid en materiaalverbruik. De recente vooruitgang op het gebied van IT, zelfrijdende auto's, en andere automatiseringstechnologieën, lijken misschien een tijdperk van groenere groei te beloven, maar ze vergen allemaal een enorme toename van de beschikbaarheid van hernieuwbare energie, mens- en grondstoffen voorzieningen (die nog uitgevonden moet worden) voor alle aspecten van productie en verwijdering van afval. En zelfs als we – onmogelijkerwijs – door zouden kunnen gaan met de normale gang van zaken, wat is dan het genoegen om opgesloten te zitten in een zich steeds herhalende cyclus van werk en uitgaven, onderhevig aan de stress en onzekerheden, de constante vercommercialisering en commerciële ontwikkeling?
In plaats van simpelweg te vertrouwen op de ‘vergroening’ van het kapitalisme, zouden we er misschien beter aan doen om het potentieel van een minder intensieve werkcultuur te verkennen voor het introduceren van meer bevredigende vormen van werk, het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden en het terugkeren naar een aantal eerdere manieren van doen en maken. Deze kunnen gebaseerd zijn op hybride productiepraktijken die de slimste eco-technologieën combineren in gebieden als geneeskunde, transport, energievoorziening, met oudere ambachtelijke methoden en langzamere mobiliteit. Een dergelijke post-arbeidsorde - mogelijk gemaakt door een vorm van universeel basisinkomen of burgerinkomen - zou enerzijds niet kritiekloos op technologie gericht zijn, maar anderzijds ook niet teveel 'back to nature'. Deze manier van leven zou gegrondvest zijn op nieuwe manieren van werken, vrijetijdsbesteding en de zinnelijke en spirituele genoegens die zij kunnen bieden.
Zo'n radicale herbezinning van individueel welzijn en collectieve welvaart zal niet gemakkelijk tot stand komen, zeker niet binnen de welvarende gemeenschappen wiens consumptie de meeste schade aanricht. Ik heb de vormen van verlichting en persoonlijke openbaring die dit van mensen vraagt, vergeleken met de mate waarin dit nodig was bij andere grote historische emancipatiebewegingen, zoals het feminisme, of de campagnes tegen slavernij en racisme. Maar door ons open te stellen voor een post-growth toekomst, brengen we ook het vooruitzicht terug dat we een toekomst hebben om plannen voor te maken.
Voetnoot
^1. Kate Raworth, on ‘Doughnut Economics’. Source.
^2. Cars are 50% plastic, and dominate urban space. On the electricity needed, how it is to be generated, and the less than green nature of the batteries, see Seán Clarke, ‘How Green are Electric Cars ?’ in the Guardian, 21 September, 2017.
Kate Soper is emeritus hoogleraar filosofie aan de London Metropolitan University. Ze heeft een lange band met Radicale Filosofie, was redactielid van New Left Review en een vaste columnist voor het Amerikaanse tijdschrift Capitalism, Nature, Socialism. Ze heeft werk vertaald van Sebastiano Timpanaro, Noberto Bobbio, Michel Foucault, Cornelius Castoriadis en Carlo Ginsburg. Haar boeken zijn onder andere: Wat is Natuur? Culture, Politics and the Non-Human (1995); (met Martin Ryle) To Relish the Sublime? Culture and Self-Realisation in Postmodern Times (2002), en co-redacteur van Citizenship and Consumption (2007) en van The Politics and Pleasures of Consuming Differently (2008). Ze was hoofdonderzoeker in het onderzoeksproject over 'Alternative Hedonism, and the theory and politics of consumption' dat werd gefinancierd in het ESRC/AHRC Cultures of Consumption project, 2004-6. Ze is betrokken geweest bij een aantal onderzoeksprojecten over klimaatverandering en duurzame consumptie, meest recentelijk als gastonderzoeker aan het Pufendorf Instituut, Lund University, Zweden. Haar boek Post-Growth Living: for an Alternative Hedonism werd gepubliceerd door Verso in 2020.